Liedjes die beginnen met een:
‘k Zag twee beren
Zagen zagen wiedewiedewagen
Zakdoekje leggen, niemand zeggen
Zand op je boterham
Zeg bakkertje,
zeg bakkertje, wat doe je met dat meel?
Zeg, ken jij de mosselman
Zeg moeder waar is Jan?
Zeg Roodkapje, waar ga je henen
Zie je de kastanjes aan de bomen?
Zo gaat de molen, de molen, de
molen
‘k Zag twee beren:
'k Zag twee beren broodje smeren,
O het was een wonder.
't Was een wonder, boven wonder,
dat die beren smeren konden.
Hi hi hi, ha ha ha!
'k Stond erbij en ik keek er naar.
'k Zag twee bijen autorijden,
O het was een wonder.
't Was een wonder, boven wonder,
dat die bijen rijden konden.
Hi hi hi, ha ha ha!
'k Stond erbij en ik keek er naar.
'k Zag twee slangen de was ophangen,
O het was een wonder.
't Was een wonder, boven wonder,
dat die slangen wassen konden.
Hi hi hi, ha ha ha!
'k Stond erbij en ik keek er naar.
'k Zag twee apen, noten kraken,
o, dat was een wonder.
't Was een wonder , boven wonder,
dat die apen, kraken konden.
Hi, hi, hi! Ha, ha, ha!
'k Stond erbij en ik keek ernaar.
'k Zag twee koeien bootje roeien,
o, dat was een wonder.
't Was een wonder, boven wonder,
dat die koeien, roeien konden.
Hi, hi, hi! Ha, ha, ha!
'k Stond erbij en ik keek ernaar.
Zagen zagen
wiedewiedewagen:
Zagen zagen wiedewiedewagen.
Jan kwam thuis om een boterham te vragen.
Vader was niet thuis.
Moeder was niet thuis.
Piep, zei de muis in het voorhuis.
Zakdoekje leggen,
niemand zeggen:
Zakdoekje leggen, niemand zeggen.
‘k Heb de hele nacht gewaakt.
Twee paar schoenen heb ik afgemaakt,
een van stof en een van leer.
Hier leg ik mijn zakdoek neer.
Zand op je boterham:
Lekker rennen in je blootje,
schelpen zoeken op het strand.
Varen in een rubberbootje,
zonnen in een warrum land.
En overal zit zand.
Zand op je boterham,
zand in je haar,
bah, wat voelt dat naar.
Zand in je oren,
van achter en van voren:
zand, zand, zand.
Zeg bakkertje, zeg bakkertje, wat doe je met dat meel?
Zeg bakkertje, zeg bakkertje, wat doe je met dat meel?
Ik maak er grote broden van en koekjes, o zo veel.
Zeg kappertje, zeg kappertje, wat doe je met die schaar?
Ik knip en knip en geef jou weer een keurig kopje haar.
Zeg lappertje, zeg lappertje, wat doe je met het leer?
Ik maak er mooie schoenen van voor `n deftige heer.
Zeg snijdertje, zeg snijdertje, wat doe je met die stof?
Ik maak er mooie broeken van voor d`heren van het hof.
Zeg, ken jij de
mosselman:
Zeg, ken jij de mosselman,
de mosselman, de mosselman?
Zeg, ken jij de mosselman
die woont in Scheveningen.
Ja, ik ken de mosselman,
de mosselman, de mosselman?
Ja, ik ken de mosselman
die woont in Scheveningen.
Samen kennen wij de mosselman,
de mosselman, de mosselman?
Samen kennen wij de mosselman
die woont in Scheveningen.
Zeg, moeder waar is Jan?
Zeg moeder waar is Jan?
Daarginder daarginder
Zeg moeder waar is Jan?
Daarginder komt ie an
En waar is hij dan geweest?
Bij tante, bij tante
En waar is hij dan geweest?
Bij tante op het feest
En wat heeft hij daar gehad?
Een koekje, een koekje
En wat heeft hij daar gehad?
Een koekje met een gat
En wat kreeg hij daar nog na?
Een kopje, een kopje
En wat kreeg hij daar nog na?
Een kopje chocola
Zeg Roodkapje,
waar ga je henen:
Zeg Roodkapje, waar ga je henen,
zo alleen, zo alleen.
Zeg Roodkapje, waar ga je henen,
zo alleen.
‘k Ga naar grootmoeder koekjes brengen.
in het bos, in het bos.
‘k Ga naar grootmoeder koekjes brengen.
in het bos.
In het bos zijn de wilde dieren,
in het bos, in het bos.
In het bos zijn de wilde dieren,
in het bos.
‘k Ben niet bang voor de wilde dieren, ‘
‘k ben niet bang, ‘k ben niet bang.
‘k Ben niet bang voor de wilde dieren,
‘k ben niet bang.
Pas maar op daar komt de wolf,
pas maar op, pas maar op.
Pas maar op daar komt de wolf,
pas maar op.
k Ben niet bang voor de boze wolf,
‘k ben niet bang, ‘k ben niet bang.
‘k Ben niet bang voor de boze wolf,
‘k ben niet bang.
‘k Zal een zien of jij niet bang bent,
‘k zal een zien, ‘k zal een zien.
‘k Zal een zien of jij niet bang bent,
‘k zal een zien.
Zie je de
kastanjes aan de bomen?
Zie je de kastanjes aan de bomen?
Zie je alle eikels op het mos?
Nu is het herfst, de blaadjes vallen.
Nu is het herfst in ieder bos.
Zo gaat de
molen, de molen, de molen:
Zo gaat de molen, de molen, de molen.
Zo gaat de molen, de molen.
Zo gaan de wieken, de wieken, de wieken,
zo gaan de wieken, de wieken.
Heb jij voor ons nog een leuk liedje die hier beslist thuis
hoort,
mail ons die gerust,
klik dan op Diddl hieronder,
ook wanneer je muziek in midi of
wav-bestand hebt, houden wij ons aanbevolen!!